- Ga actief aan de slag. Kies voor verschillende actieve werkvormen in je lessen die je toepast van begin tot eind. Uiteraard bedoel ik daarmee niet dat leerlingen letterlijk (over)actief de les door gaan en al rennend van werkvorm naar werkvorm gaan (alhoewel ik iets dergelijks wel eens geprobeerd heb en dat voor een keer wel heel leuk was) of dat je je programma propvol activiteit moet stoppen. Met actief bedoel ik dat je de leerlingen aan het werk kunt zetten en zelf een meer coachende rol aanneemt. Dat je de hersenen van de leerlingen laat werken, draaien en kraken. Dat ze mogen overleggen met elkaar en dat ze mogen uitvogelen, samenwerken, uitproberen en onderzoeken. Er zijn tal van werkvormen en opdrachten te bedenken die je kunt toepassen om deze vorm van activiteit te bereiken.
- Wissel af tijdens je lessen. Zorg voor afwisseling in je les en houdt leerlingen geconcentreerd en gemotiveerd. Ben jij alleen maar aan het praten en uitleggen? Dan ben je al snel de aandacht kwijt en gaan leerlingen andere dingen doen. Wissel uitleg af met een (korte) werkvorm, werk de ene keer in groepjes en de andere keer individueel, kies voor verschillende leeruitkomsten (presentaties, instructie, infographic, verslag, vlog etc.).
- Zorg voor autonomie. Iets mogen kiezen zorgt voor meer motivatie voor die keuze. Klinkt logisch toch? Maar hoe vaak geef jij je leerlingen daadwerkelijk een keuze tijdens de les? Leerlingen laten kiezen wat ze gaan doen klinkt alsof je zegt: je mag ook naar huis gaan. Maar kiezen kan ook door jou als leraar worden begeleid. Zorg voor twee tot vier opties voor de invulling van de les: of je gaat aan de slag met die opdracht of je gaat aan de slag met die andere opdracht. Beide opdrachten zijn uiteraard wel gerelateerd aan jouw vak/les. Maar wat ze precies gaan doen, dat mogen ze zelf kiezen. Alleen al het idee dat ze mogen kiezen zorgt voor motivatie en een actievere werkhouding.
- Sluit met je lesmateriaal aan bij de doelgroep. Natuurlijk zit je vast aan het curriculum en waarschijnlijk werken jullie met een methode. Maar dat betekent niet dat je hieraan vast zit en dat je niet kunt spelen met het lesmateriaal. Zoek mooie teksten die aansluiten bij de doelgroep, zet filmpjes klaar die de stof uitleggen op een net wat andere manier, bedenk opdrachten die meer uitdagen, gebruik online tools en verzamel materiaal tijdens vakanties of uitjes.
Motivatie wordt door veel (startende) leraren gezien als een van de moeilijkste onderdelen van het leraarschap. Motivatie wordt ervaren als iets ongrijpbaars en is voor iedereen anders. Sommige mensen kunnen zichzelf enorm motiveren om een bepaald doel te behalen (intrinsieke motivatie), terwijl anderen het nodig hebben om door ‘iets’ gemotiveerd te raken (extrinsieke motivatie).
Intrinsiek en extrinsiek
Waar leerlingen die intrinsiek gemotiveerd zijn vooral zelf graag willen leren en hun kennis willen vergroten, gaat het bij extrinsiek gemotiveerde leerlingen vooral om de zaken eromheen: vrienden die hij/zij op school tegenkomt, een toffe leraar die hem/haar echt ziet staan, even ontsnappen aan de situatie thuis. Dit heeft niet direct te maken met leren, maar zorgt er wel voor dat school voor deze leerlingen een belangrijke plek is en dat ze er zeker niet perse met tegenzin zitten. Of deze extrinsiek gemotiveerde leerlingen ook daadwerkelijk opletten tijdens jouw lessen en actief aan het werk zijn, dat is natuurlijk een tweede vraag.
Motiveren is onderdeel van jouw werk
Aan jou de schone taak om leerlingen aan het werk te krijgen, ze iets te leren, kennis over te dragen en resultaten te behalen. Een lastige en verantwoordelijke taak. Maar zeker geen onmogelijke taak. Een belangrijk startpunt is aandacht schenken aan de band met je leerlingen. Een goede band is altijd een goede basis voor gemotiveerde leerlingen. Garantie? Nee, dat krijg je natuurlijk niet. Ook als je goed klikt met een klas, gaat motivatie niet vanzelf. Maar het gaat over het algemeen wel makkelijker.
Wat kan jij nog meer doen om je leerlingen te motiveren?